5 juli 2006.

De ochtend begint met regen en onweer. De buien zijn erg plaatselijk. Om ons heen zie je steeds blauwe lucht en dan volgt er weer een bui of een donderslag. Het is ook merkbaar afgekoeld, tot aangenaam zelfs. Halverwege de ochtend schijnt de zon weer als vanouds.

Isona is het volgende grote dorp, een paar kilometer klimmen en dalen en vele bochten verderop, waar het bestuur van onze gemeente gevestigd is. In 1971 zijn Isona en een twaalftal kleine dorpen in het gebied samengevoegd. Het heeft winkels, een apotheek, een museum en een VVV. We zijn benieuwd of er in de buurt nog iets te doen is wat interessant is voor ons, hebben een paar kleine boodschappen voor de supermarkt en nemen wat bloemen mee om op het balkon te zetten. Dat maakt het leven wel zo fleurig, vooral als je zoveel tijd op het balkon doorbrengt.

Bij het gemeentekantoor brengen we het kaartje met daarop de stand van de watermeter en de elektriciteit. Bij onze aankomst lagen er namelijk twee van die kaartjes achter de deur. De meeste huizen hebben tegenwoordig de meters aan de buitenkant, zodat de meteropnemer die zo kan aflezen. Wij waren niet thuis toen de gemeente langs kwam om ze te plaatsen en ook niet toen de meters werden opgenomen en moeten het daarom nog met een kaartje doen. De mevrouw aan de balie neemt het kaartje vriendelijk in ontvangst en zegt dat alles zo in orde is. Het zal ook geen probleem zijn, want de rekeningen worden automatisch afgeschreven.

 

 

Onze volgende bestemming ligt enkele kilometers verderop. Daar liggen op een helling een paar duizend voetstappen van dinosaurussen. Van die voetafdrukken moet men zich geen al te grote voorstelling maken, want het lijken meer deukjes in een versteende laag zand. De totale aanblik en het idee dat daar 67 miljoen jaar geleden een kudde dinosaurussen heeft gelopen is echter wel indrukwekkend. Althans, zo werd het altijd aangenomen. Sinds enkele jaren heerst de overtuiging dat de kuiltjes niet de sporen zijn van dinosaurussen, maar veroorzaakt zijn door roggen, die met hun vleugels holletjes in de bodem van de oceaan maakten om daarin plankton te verzamelen, zoals ze vandaag de dag nog steeds doen om aan voedsel te komen Wel zijn deze gaten uit de tijd van de dinosaurussen, dus toch wel behoorlijk oud. De “site” wordt een beetje aan zijn lot overgelaten. De meeste kuiltjes zijn begroeid door het zand wat erin is gewaaid en grote stukken zijn beschadigd doordat de versteende zandlaag van 8 à 10 centimeter loslaat van zijn ondergrond. Dat legt weer een nieuwe laag bloot met aan de randen kristallen van mineralen. Als wij een steen weg willen halen om dat wat beter te bekijken komt er tot onze schrik een flinke schorpioen onder vandaan met gekromde staart. Gelukkig is hij banger van ons dan wij van hem en vlucht hij snel onder wat begroeiing.

 

70 miljoen jaar geleden maakte dit gebied deel uit van de kust van de Atlantische oceaan. Door aardbevingen en vulkaanuitbarstingen werd het strand met daarin de nog zichtbare kuiltjes omhooggeduwd, waarna het zand versteende in de miljoenen jaren die volgden. De dinosaurussen, die hier leefden waren toen allang verdwenen. Nu ligt dat gebied op zo’n 650 meter hoogte in de Pyreneeën. Niet ver van deze plek worden versteende eieren en andere resten van de prehistorie gevonden, waaronder echte pootafdrukken, die je alleen kunt herkennen als je er een deskundige bij hebt.

 

In deze omgeving heb je tal van oude dorpen, die tegen berghellingen zijn aangebouwd. Ze liggen een paar kilometer van de doorgaande weg. Voorbij zo’n dorp kun je alleen verder te voet of met een voertuig dat op vier wielen kan worden aangedreven. Daar liggen de akkers en weilanden van de dorpsbewoners, voorzover zij een agrarisch beroep uitoefenen. Hier en daar staat nog een huis, soms vervallen, soms gerenoveerd en af en toe zelfs voorzien van een zwembad.

 

We zijn al meerdere malen in dit soort nederzettingen geweest, maar iedere keer als we weer zo’n dorp bezoeken, worden we opnieuw verrast door de eenvoud en de schoonheid van de oude huizen, die er staan. We verbazen ons over de historie die hier achter moet zitten. Op de meeste plaatsen vind je namelijk ook een kerk die uit de 11e of 12e eeuw stamt, een dorpsfontein, al of niet gecombineerd met een gemeenschappelijke wasplaats, waar vrouwen hun was nog komen doen. Winkels of een café ontbreken. Als het warm is moet je dus wel zorgen, dat je voldoende leeftocht bij je hebt. Het water uit de fontein is overigens goed te drinken, omdat het rechtstreeks uit de bergen komt en gezuiverd is.

Wij kuieren door een zo goed als verlaten dorp. Wellicht, omdat wij de (slechte) gewoonte hebben op het heetst van de dag te gaan wandelen, terwijl het voor de Spanjaarden siësta is, maar misschien ook omdat de bewoners elders werken of op het land bezig zijn. Voorbij het dorp zien we in de verte op een stuk land wel een boer, die met zijn tractor bezig is met het bijeenharken van het stro en het persen van balen. Het geluid weerkaatst tussen de geweldige steenmassa’s, die in het landschap oprijzen. Diep beneden ons heeft een beekje zich een geul gebaand naar een grotere stroom veel verderop en wurmt zich behendig tussen de grote rotsblokken door, die het op zijn pad tegenkomt. Hier en daar hoor je het water kletteren door de hoogteverschillen op zijn weg naar beneden.

 

6 juli 2006.

Het maken van een sleuf in de deur om een slot te plaatsen, vraagt meer tijd dan ik had gedacht. De boortjes en de beitels die ik tot mijn beschikking heb, zijn niet van al te beste kwaliteit. Ze zijn eigenlijk niet scherp genoeg, maar ik heb geen mogelijkheid ze te slijpen. Dus dat werkt niet snel door en het is niet zo mooi strak. Ik heb ook helemaal geen haast. Ik wil het meteen goed doen, want ik denk dat het wel een tijdje zal moeten blijven zitten. Uiteindelijk komt het wel op zijn pootjes terecht en kan de deur worden afgesloten. De klink heb ik op het boodschappenlijstje gezet.

Ine heeft beneden bij de achteruitgang van het huis een koele plek gevonden om haar wol uit te zoeken en te spinnen. Daarvoor heeft ze van huis een spinnewiel meegenomen. Ze kan als ze wil in de schaduw zitten, maar tegelijk de wol die ze gewassen heeft in de zon te drogen hangen. Bovendien zorgt ze er dan voor dat de speciale zak voor het douchewater in de zon blijft liggen, zodat het water optimaal warm wordt. Het systeem is inmiddels uitgebreid met de vijfliter flessen van het bronwater. Als je die na een paar uur over je heen gooit, heb je ook een lekker bad.

 

Gisteren hebben we op een affiche gezien dat er een cursus dinosaurus maken is. Bij het museum hebben we vervolgens informatie ingewonnen. De cursus is op verschillende dagen in de avonduren en wie wil meedoen kan zich ter plaatse aanmelden. Je mag ook vaker komen, want het blijkt dat het model van deze dinosaurus niet op één dag klaar kan zijn.

Vanavond hebben we ons dus bij het museum gemeld om mee te doen. Onder leiding van een kunstenaar uit Lleida, die is aangetrokken als leraar handenarbeid, zijn een vorige keer de verschillende onderdelen van de dinosaurus, zoals de kop, de romp en zijn horens uit piepschuim gesneden. Deze worden nu door de cursisten beplakt met papier. Een heel werk, want er moeten verschillende lagen papier worden aangebracht. Een dinosaurus is een groot beest, zelfs als het gaat om een kleine soort. Dat betekent dus dat we nog wel een keertje terug moeten.  

 

7 juli 2006.

Als je op een gedetailleerde kaart van dit gebied kijkt, zie je op talrijke plaatsen symbolen die aanduiden dat er ruïnes van oude kastelen of burchten staan. Vanaf ons balkon zien we bij helder weer de contouren van een groot, hoog gelegen kasteel, waarvan alleen een paar muren nog afsteken tegen de berghelling, die  daarachter steil oprijst. Maar ook bij ons in de buurt vind je een aantal ruïnes van kleinere versterkingen, die uit de Middeleeuwen stammen. Ze zijn opgetrokken om de Moren die steeds verder naar het Noorden doordrongen tegen te houden. De vestingen werden zo gebouwd dat zij elkaar konden "zien". Wachters konden met grote vuren doorgeven of de Moren in aantocht waren om zich gezamenlijk daartegen te kunnen verdedigen. Dat is ook gelukt. De Moren hebben dit gebied niet in handen gekregen. De Spanjaarden konden hun geloof in vrijheid blijven uitoefenen, getuige de vele Middeleeuwse kerken die er nog zijn in dit gebied en tal van historische schatten bewaren.

 

Van die ruïnes moet je overigens niet teveel verwachten. Soms staat er nog een enkele muur die eenzaam als een trotse vinger omhoog wijst, maar soms is het gebouw grotendeels ingestort en overwoekerd door struiken of wilde vijgenbomen, die dwars door alles heen groeien en een grote bijdrage leveren aan het verdere verval van zo’n gebouw. Aan veel van die ruïnes wordt nauwelijks aandacht besteed, omdat ze niet de moeite waard zijn om te restaureren. Andere worden juist weer gekoesterd, waardoor ze bereikbaar blijven en er een begaanbaar pad naar toe leidt.

 

Wij hebben op de plattegrond van onze omgeving gezien dat er een burcht op loopafstand van ons huis moet zijn. De kaart geeft echter geen weg naar de ruïne aan, noch zijn er bordjes die er naar verwijzen, dus moeten we zelf uitzoeken hoe wij er komen. Het eerste stuk is makkelijk. We volgen een goed begaanbaar pad, dat ook gebruikt wordt door de herders en hun kuddes, zoals te zien is aan de vele afdrukken van schapenpootjes en de stukjes wol die aan de struiken zijn blijven hangen. Maar na ongeveer twee kilometer bereiken we een akker en houdt het pad op. Er is nog niets in zicht wat op een ruïne lijkt. Dus wagen we het er maar op het veld over te steken en te kijken hoe de herder dat met zijn kudde oplost. Aan de overkant vinden we verschillende schapenpaadjes, die niet bekend zijn als “doorgaande weg”, maar wel belopen kunnen worden, want de herder gebruikt deze ook om met zijn kudde naar een volgend graasgebied te trekken. Zo’n pad is niet makkelijk. Je moet erg opletten waar je je voeten zet, want losse stenen zijn verraderlijk en af en toe ga je even steil omhoog of omlaag. De kunst is dan niet uit te glijden, je even goed vast te houden en op te passen voor de takken van de struiken, waar je soms dwars doorheen moet. Geen wonder dat we veel plukken wol zien hangen, maar deze zijn tegelijk wel een goede aanwijzing hoe het verder moet.

 

Na een bocht worden we beloond met het uitzicht op een paar oud uitziende, ingestorte muurtjes hoog boven ons, die best wel eens van een burcht zouden kunnen zijn. Het is te steil om er rechtstreeks naar toe te klimmen, dus moeten we eerst met een grote bocht eromheen om een paadje omhoog te vinden. Dat valt tenslotte nog wel mee en niet veel later staan we oog in oog met een vervallen, erg kleine vesting, waar eigenlijk niets meer van over is dan alleen de muurtjes die we vanaf beneden al hadden gezien. Wel kun je vanaf deze plaats weer de contouren zien van twee andere, grotere burchten, maar daar gaan we vandaag niet meer naar toe, want het is nog heel wat klauteren om weer veilig thuis te komen. Hoewel we voor dat laatste zelf kiezen, omdat we nu ook zien dat de gewone weg op ongeveer gelijke hoogte loopt, als waar we nu zijn en niet verder dan twee honderd meter hier vandaan is. Maar ja, op de grote weg was geen bordje te vinden dat naar deze ruïne verwees, dus zal er waarschijnlijk ook geen bordje richting ons "kasteel" staan.

 

8 juli 2006.

De toegang naar ons balkon is een rommeltje. Er is wel een deur gemaakt boven aan de trap in het kozijn van een andere deur, maar om die open te maken moet je eerst weer een paar treden naar beneden, omdat je anders de deur tegen je hoofd krijgt. Bovendien is hij gemaakt van een oud raam, waar een stuk tapijt op getimmerd is. De hele boel moet je afsluiten door een stuk gaspijp in de muur te steken, zodat een “inbreker” de deur niet van buitenaf kan openduwen. Boven het trapgat is op de hoogte waar de deur ophoudt een plafonnetje gemaakt van brokkelig spaanplaat en een paar latten. 30 centimeter daarboven is het officiële plafond, dat op zijn beurt ook weer bij elkaar getimmerd is van een oud deurtje en een plank, waar deze aan vastzit. Kortom: lapwerk. En nu heb ik het allemaal afgebroken. Er komt een nieuwe deur in het officiële kozijn met een normaal plafond!

 

Bij het slopen valt er behoorlijk wat gruis en vogelpoep naar beneden. De vogels hebben hier vrij spel. In de tijd dat het huis leegstaat, maken ze in alle gaten hun nesten en laten van alles achter. Het gesloopte hout is alleen nog maar geschikt voor de open haard. Zo’n deurtje met zijn oorspronkelijke scharnieren er nog aan zou jaren geleden nog verkocht kunnen worden als “boeren” antiek, dat met containers tegelijk uit dit soort huizen uit Spanje werd gehaald. Maar die tijd is nu wel over, de werkelijkheid is anders. Het deurtje is waarschijnlijk al zes keer hergebruikt en nu toch echt alleen nog maar geschikt als brandhout.

Het is een kwestie van meten en kijken waar de balkjes voor het plafond aan moeten worden vastgemaakt. Van huis heb ik wat timmerhout meegenomen, dus de basisconstructie is geen probleem. Bij de timmerman in de stad zal nog wat hout gekocht moeten worden om het plafond dicht te maken en voor de nieuwe deur. Ik wil dat er een beetje eenheid komt, dus gaat de deur er hetzelfde uitzien als de deur van mijn werkkamer, die ook uitkomt op het balkon.

 

Het dorp heeft een kaartclub van oude dames. De oudste van het gezelschap is 96 en de daaropvolgende 92. Verder zijn ze in ieder geval boven de 80 en wonen ze al bijna hun hele leven in het dorp. Dus zouden ze veel moeten weten van de geschiedenis ervan. Dat alleen al is een reden om Spaans te leren, want we zijn uiteraard wel nieuwsgierig naar wat ze te vertellen hebben. Een probleem is echter dat veel oude mensen in het dorp alleen Catalaans spreken en het Castilliaans (Spaans) niet goed beheersen. Dus als we nu met ze willen praten is het vaak schipperen tussen twee talen, waarvan we de ene nog niet goed onder de knie hebben en de andere eigenlijk niet verstaan. Maar goed, met handen en voeten en veel geduld lukt het meestal wel een praatje te maken en dat willen de meesten wel.

In het dorpshuis, de vroegere lagere school, komen de dames iedere zaterdag bij elkaar om een kaartje te leggen. Vorig jaar heb ik van enkele van hen foto’s gemaakt, die we nu gaan brengen. Het is een grote verrassing als wij zo onverwachts binnenkomen. We zien onze buurvrouw en een vrouw die we al een paar dagen geleden in het dorp op een bankje zagen zitten, met wie we al een gesprekje hebben gehad. Verder nog vier dames, van wie we één vorig jaar veel hebben gezien en die de aanleiding gaf tot het maken van de foto’s, die ze nu kunnen bewonderen. Ze zijn er erg tevreden over en vertellen elkaar hoe dat vorig jaar is gegaan en wie we zijn en waar we wonen en waar we vandaan komen en wat we doen en wat we nog meer hebben gefotografeerd en waar we hebben gelopen. De vrouwen hebben ons natuurlijk ook veel te vertellen en te vragen. Zoals gezegd lukt het met handen en voeten een gesprek te voeren. Het besluit is dat ik een groepsfoto maak van de kaartclub, die ze als een vergroting ingelijst aan de muur van het lokaal kunnen hangen. Nou, dat is een makkie met zulke enthousiaste dames voor de lens.

 

We hebben ons vergist, want we dachten dat er vanavond weer dinosaurus maken was, maar dat is niet het geval, achteraf ook wel logisch op zaterdagavond. We besteden de tijd dus met op een terrasje zitten en wat door het dorp wandelen. Daar komen we op een plein, waar allemaal stoelen staan opgesteld. Wij vragen wat er aan de hand is, of wat er gaat komen. Die avond zal er een diashow gegeven worden met natuurfoto’s uit de omgeving. Maar dat is pas laat, want het is in de open lucht dus dan zal het eerst donker moeten zijn. Dat geeft ons intussen de tijd om een ander dorp in de buurt te bezoeken.

Het dorp ligt tegen een bergwand, die we vanaf ons balkon in de verte zien en die soms in de avondzon helemaal rood oplicht. De steenmassa, die achter het dorp oprijst, wordt de rode rots genoemd. Dat heeft niet eens met de avondzon te maken, want die rots blijkt inderdaad rood te zijn.

Het dorp zelf is niet zo groot. Er staan maar een tiental huizen en een middeleeuwse kerk. We lezen op het informatiebord, dat in principe bij ieder dorp staat, dat er maar 35 mensen wonen. En het kan nog minder, want in twee andere gehuchten wonen slechts 3 en 4 personen. Gelukkig maakt het dorp deel uit van een wat grotere gemeente, want het vierde dorp dat er ook bij hoort, heeft wel 68 bewoners. Op weg daar naar toe hebben we een mooie zonsondergang, die aan de horizon een prachtig reliëf oplevert van de bergen, waarachter de zon verdwijnt.

 

 

Het is nog te vroeg voor de diashow, die pas rond 11 uur zou beginnen. We verzekeren ons alvast van een plaatsje vooraan, zodat we het goed kunnen zien. Het pleintje loopt aardig vol. Alle stoelen raken bezet en ook op de bankjes, die er altijd staan, zitten mensen. Verschillende moeten zelfs blijven staan. De opstelling van de apparatuur is in volle gang. Er staat een projectiescherm, maar dat wordt weer weggehaald. Datzelfde gebeurt met het tafeltje, waarop de projector staat. De bedoeling is dat het een presentatie met overvloeiprojectie wordt. Dus er wordt een grotere tafel aangesleept en er komt een groot scherm dat bestaat uit het witte achtergrond papier van een fotostudio. Alleen de wind kan nu spelbreker zijn, want het is een grote oppervlakte, waar die mee kan spelen. Maar gelukkig gaat dat de hele projectie goed. Minder goed gaat het met de apparatuur. Een van de projectoren blijkt regelmatig te haperen, waardoor het overvloeien niet werkt en we soms steeds dezelfde dia terugzien. Al met al wordt alles goed gemaakt door de kwaliteit van de foto’s die we te zien krijgen. Het zijn vooral opnames van bloemen, vlinders, vogels en andere dieren, die hier in de Pyreneeën voorkomen. Mooi genomen en soms verrassende invalshoeken. Duidelijk het resultaat van iemand die de omgeving kent en met hart en ziel eropuit trekt om de schoonheid van de natuur vast te leggen.

 

 

Het is na middernacht als we terugkeren in ons dorp. Bij het café dat alleen op zaterdag en zondag open is, is het nog een drukte van belang. Mannen zitten buiten met elkaar te praten. Een aantal vrouwen heeft een tafel op het pleintje gezet om onder het kletsen een potje te kaarten. Binnen staat een tafelvoetbalspel dat door de jeugd is bezet. Het is erg gezellig en de sluitingstijd lijkt onbepaald. Dus we voegen ons bij het gezelschap om een biertje te drinken. Er komen trouwens nog meer mensen op dit tijdstip aanlopen, waaronder een jong stel met een klein kind, dat in zijn wagentje aan de rand van de fontein wordt geparkeerd, waar andere kinderen van een jaar of drie, vier met het water spelen.

We krijgen even wat aandacht, vooral vanwege de foto’s van de vrouwen, die we die middag in het dorpshuis hebben afgeleverd. Dat lijkt een aardig succes en wellicht is het een goed opstapje om wat meer foto’s te nemen van de dorpsbewoners zelf. Het liefst zou ik wat portretten maken, vooral van de oudere inwoners, maar daar moeten ze dan wel aan  willen meewerken. Nu ze weten dat ze er af en toe wat van terugzien, zal de weerstand niet zo groot zijn. Ik zal steeds maar een goede gelegenheid afwachten. Iedereen weet intussen wel dat ik veel fotografeer.

Na wat heen en weer gepraat gaat iedereen weer zijn gangetje en blijkt onze aanwezigheid geen inbreuk te maken op de dorps privacy. Ik begin maar alvast met wat foto’s van de kaartende vrouwen en de pratende mannen te nemen. De jongelui bij het voetbalspel laten het fotograferen toe, hoewel ze de indruk geven het toch wel een beetje vreemd te vinden, zo’n snoeshaan die ongevraagd plaatjes komt schieten.